doel

De kaart van het apparaat vervangen GIF-61 (A 4)

kwalificatie

vakkundig personeel

Materiaal

Pos.AanduidingArtikelT28499
01

apparaatbord GIF-61

T28499-X1

Benodigd materiaal

  • Torx-schroevendraaier size 20

Videogids

Volg de link met de QR-code om de YouTube-video te bekijken.

pocedure

LET OP!

Voor het werken met het apparaat is kennis van de veiligheidsinstructies en de korte handleiding vereist. Daarom:

Lees de veiligheidsinstructies en de korte handleiding zorgvuldig door voordat u met de werkzaamheden begint. De basisvereiste voor veilig werken is naleving van alle veiligheidsinstructies en zorgvuldige actie door gekwalificeerd vakkundig personeel om ongevallen met persoonlijk letsel en materiële schade te voorkomen.

OPMERKING!

De configuratie- en kalibratiegegevens worden opgeslagen op de GIF-61-apparaatkaart en gaan daarom verloren wanneer ze worden vervangen.

Afkoelen en uitschakelen

  • Tik op het basisbeeldscherm op de functieknop ().
    • Het apparaat koelt af tot de temperatuur lager is dan de afkoeltemperatuur. Het apparaat wordt vervolgens uitgeschakeld.

  • De hoofdschakelaar uitschakelen (QS 1), de stekker eruit trekken.

Open voorkant

  • Open de voordeur en vouw de voorkant helemaal naar beneden door de twee Torx-schroeven los te draaien.

Reserveonderdeel vervangen

  • Verwijder alle connectoren op het GIF-61-apparaatbord.
  • Druk de bevestigingsriemen (①) van het GIF-61-apparaatbord naar buiten.
    • De printplaat kan nu worden opgetild.
  • Plaats de nieuwe GIF-61-apparaatkaart in de daarvoor bestemde uitsparingen.
    • Controleer of de bevestigingsriemen goed vastzitten (①).
  • Steek de connectoren weer in het GIF-61-apparaatbord.
    • Controleer of alle aansluitingen correct zijn aangesloten.

Voorkant sluiten

  • Vouw de voorkant omhoog en zet 2x Torx-schroeven vast.

het apparaat inschakelen

  • Steek de stekker in het stopcontact en schakel de hoofdschakelaar inschakelen (QS 1).
    • Indien nodig wordt de software-update van het apparaat automatisch bijgewerkt.

OPMERKING!

Als de configuratie onvolledig is, verschijnt de bijbehorende foutmelding op het scherm. De foutmelding kan worden genegeerd omdat alle Gegevens en parameters vervolgens door het apparaat opnieuw worden ingesteld.

Gegevens resetten

  • Tik op de profielknop op het basisbeeldscherm.
  • Selecteer [Gebruikersprofiel]
  • Stel de parameters in op „Onderhoud”
  • Selecteer [Service] > [Configuratie] > [Compleet Opnieuw Instellen]
    • Toegang is via de code "1.2.
  • Tik op het resetsymbool om alle Gegevens opnieuw in te stellen.

configureren

  • Selecteer [Service] > [Configuratie].
    • Toegang is via de code "1.2.
  • Configureer het apparaat opnieuw. Volg tijdens de configuratie de informatie op het typeplaatje van het apparaat. De volgende parameterinstellingen zijn vereist:
    • apparaatnummer
    • bouwjaar
    • temperatuur
    • hydraulisch systeem
    • Grootte van de bouwgrootte van het apparaat
    • verwarmingstype
    • pomptype
    • type koeling
    • Netspanning (U N)

Kalibreer

Gevaar door onjuist kalibreren

Onjuiste kalibraties kunnen apparaatstoringen veroorzaken. Daarom:

  • Verifieer het kalibreren

Drukmeting kalibreren

  • Zorg ervoor dat het apparaat drukloos is.
    • De manometer op het apparaat moet 0,0 (± 0,3) bar aangeven.
  • Verwijder de hydraulische aansluitingen op de leidingen Voorloop en Terugloop.
  • Selecteer [Display] > [Actuele Waarden] > [Systeemdruk] of [Inlaatdruk ].
    • De systeemdruk moet 0,0 (± 0,1) bar aangeven.
  • Als er een afwijking van >0,1 bar is, moeten de druksensoren van het apparaat worden gecontroleerd. In het geval van grotere lineaire fouten moet een algemene afwijking (offset) van de druksensor worden gecorrigeerd.
    • [Service] > [Kalibreren] > [Druk] > [Druksensor 1 offset] (Systeemdruk) of [Druksensor 2 offset] (Inlaatdruk).

Controleer de drukmeting

  • Selecteer [Display] > [Actuele Waarden] > [Systeemdruk] of [Inlaatdruk]
    • De systeemdruk moet 0,0 (± 0,1) bar aangeven. Zo niet, herhaal dan de kalibratie van de druksensor.

Doorstroommeting kalibreren

  • Monteer de hydraulische leiding met afsluiter (bijv. HB-TP180-tester) tussen de Voorloop- en Terugloopaansluiting.
  • Gebruik het apparaat bij normaal bedrijf bij 40 °C gedurende ten minste 10 minuten.
  • Selecteer [Service] > [Kalibreren] > [Flow] > [Flow offset (intern)].
    • Stel de parameters in op 5 l/min.
  • Sluit de afsluiter tussen de Voorloop en de Retour en wacht 1 minuut.
  • Lees de huidige doorstroming af.
  • Stel de parameters [Doorstroming (intern)] in volgens de volgende berekening:
    • Nieuwe offset = 5 l/min — 'huidige stroom' [doorstroming].
  • Open de afsluiter opnieuw.

Doorstroommeting controleren

  • Gebruik het apparaat bij normaal bedrijf bij 40°C gedurende ten minste 10 minuten
  • Sluit de afsluiter tussen de Voorloop en de Terugloop
    • Het debiet daalt naar 0 l/min en het alarmbericht „Debiet nul” wordt vertraagd.
  • Bevestig het alarm bevestigen en open de afsluiter.

Controleer de functie

  • Het apparaat inschakelen met de I/O-knop (), controleer de dichtheid en functie van het apparaat.
    • Controleer de functies van het apparaat (rules voor de gewenste gewenste waarde).
  • Het apparaat uitschakelen met de I/O-knop ().
    • Het apparaat wordt uitgeschakeld en, indien nodig, gekoeld en drukloos.
  • De hoofdschakelaar uitschakelen (QS 1).