kwalificatie

vakkundig personeel

Materiaal

Pos.AanduidingArtikelTellen
01GIF-61 apparaatkaartT284991

Benodigd materiaal

  • Torx-schroevendraaier size 20

pocedure

LET OP!

Voor het werken met het apparaat is kennis van de veiligheidsinstructies en de korte handleiding vereist. Daarom:

Lees de veiligheidsinstructies en de korte handleiding zorgvuldig door voordat u met de werkzaamheden begint. De basisvereiste voor veilig werken is naleving van alle veiligheidsinstructies en zorgvuldige actie door gekwalificeerd vakkundig personeel om ongevallen met persoonlijk letsel en materiële schade te voorkomen.

OPMERKING!

De configuratie- en kalibratiegegevens worden opgeslagen op de GIF-61 (A4 snelweg) apparaatkaart en gaan daarom verloren wanneer ze worden vervangen.

Laat het apparaat afkoelen en zet het uit

  • Tik op het basisbeeldscherm op de functieknop ().
    → Het apparaat koelt af tot de temperatuur lager is dan de afkoeltemperatuur. Het apparaat wordt vervolgens uitgeschakeld.

  • De hoofdschakelaar uitschakelen (QS 1), de stekker eruit trekken.

Open voorkant

  • Open de voordeur en vouw de voorkant helemaal naar beneden door de twee Torx-schroeven los te draaien.

De kaart van het apparaat vervangen

  • Verwijder alle aansluitingen op het GIF-61 (A4 A 4) apparaatbord.
  • Duw de bevestigingsriemen (2) van het GIF-61 (A4 A 4) apparaatbord naar buiten.
    → De printplaat kan nu worden opgetild.
  • Plaats de nieuwe GIF-61-apparaatkaart (A4 snelweg) in de daarvoor bestemde uitsparingen.
    → Controleer of de bevestigingsriemen (2) goed vastzitten.
  • Sluit alle stekkerverbindingen opnieuw aan op de GIF-61 (A4 snelweg) apparaatkaart.
    → Controleer of alle aansluitingen correct zijn aangesloten.

Voorkant sluiten

  • Vouw de voorkant omhoog en zet 2x Torx-schroeven vast.

het apparaat inschakelen

  • Steek de stekker in het stopcontact en schakel de Hoofdschakelaar inschakelen (QS 1).
    → Indien nodig wordt de software-update van het apparaat automatisch bijgewerkt.

OPMERKING!

Als de configuratie onvolledig is, verschijnt de bijbehorende foutmelding op het scherm. De foutmelding kan genegeerd worden omdat er dan een complete reset wordt uitgevoerd.

Gegevens resetten

  • Tik op de profielknop () op het basisbeeldscherm.
  • Selecteer [Gebruikersprofiel].
  • Stel de parameter in op „Onderhoud”.
  • Selecteer [Service] > [Configuratie] > [Compleet Opnieuw Instellen].
    → Toegang is via de code "1.2.
  • Tik op het resetsymbool () om alle Gegevens opnieuw in te stellen.

Een apparaat configureren

  • Selecteer [Service] > [Configuratie].
    → Toegang is via de code "1.2.
  • Het apparaat opnieuw configureren Volg tijdens de configuratie de informatie op het typeplaatje van het apparaat. De volgende parameterinstellingen zijn vereist:
    • apparaatnummer
    • bouwjaar
    • temperatuur
    • hydraulisch systeem
    • Grootte van de bouwgrootte van het apparaat
    • verwarmingstype
    • pomptype
    • type koeling
    • Netspanning (U N)

Apparaat kalibreren

LET OP!

Gevaar
onjuist kalibreren
Onjuiste kalibraties kunnen leiden tot defecten aan het apparaat. Daarom:

  • Verifieer het kalibreren

Drukmeting kalibreren

  • Zorg ervoor dat het apparaat drukloos is.
    → De manometer van het apparaat moet 0,0 (± 0,3) bar aangeven.
  • Verwijder de hydraulische aansluitingen op de leidingen Voorloop en Terugloop.
    → De manometer van het apparaat moet 0,0 (± 0,3) bar aangeven.
  • Selecteer [Display] > [Actuele Waarden] > [Systeemdruk] of [Inlaatdruk ].
    → De systeemdruk moet 0,0 (±0,1) bar zijn.
    Als er een afwijking van >0,1 bar is, moeten de druksensoren van het apparaat worden gecontroleerd. Voor grotere lineaire fouten moet een algemene afwijking (offset) Van De Druksensor Worden Gecorrigeerd.
    → [Service] > [Kalibreren] > [Druk] > [Druksensor 1 offset] (Systeemdruk) of [Druksensor 2 offset] (Inlaatdruk).

Controle:

  • Selecteer [Display] > [Reële Waarden] > [Systeemdruk] of [Inlaatdruk
    ] → De Systeemdruk
    moet 0,0 (±0,1) bar zijn. Als dit niet het geval is, Herhaal Dan Het Kalibreren Van De Druksensor.

Doorstroommeting kalibreren

  • Monteer de hydraulische leiding met afsluiter (bijv. HB-TP180-tester) tussen de Voorloop- en Terugloopaansluiting.
  • Gebruik het apparaat bij normaal gebruik minstens 10 minuten op 40 °C.
  • Selecteer [Service] > [Kalibreren] > [Flow] > [Flow offset (intern)].
    → Stel de parameter in op 5 l/min.
  • De afsluiter tussen Voorloop en Terugloop sluiten en 1 minuut wachten.
  • Lees de huidige doorstroming af.
  • Stel de parameters [Stroomoffset (intern)] in met behulp van de volgende berekening
    : → Nieuwe offset = 5 L/min — 'huidige stroom' [doorstroming].
  • Open de afsluiter.

Controle:

  • Gebruik het apparaat bij normaal gebruik minstens 10 minuten op 40 °C.
  • De afsluiter tussen Voorloop en Terugloop sluiten.
    → Het debiet daalt naar 0 l/min en het alarmbericht „Debiet nul” wordt vertraagd.
  • Bevestig het alarm bevestigen en open de afsluiter.

Controleer de functie

  • Het apparaat inschakelen met de I/O-knop (), controleer de dichtheid en functie van het apparaat.
  • Controleer de functies van het apparaat (rules voor de gewenste gewenste waarde).
  • Het apparaat uitschakelen met de I/O-knop ().
    → Het apparaat wordt uitgeschakeld en, indien nodig, gekoeld en drukloos.
  • De hoofdschakelaar uitschakelen (QS 1).