De functie wordt ingeschakeld door de parameter [2]. Gevraagde Waarde [Setpoint] of via de afstandsbediening. De reële waarden van de vooraf geselecteerde sensor op basis van de parameter [Intern Meetpunt] wordt aangepast aan de ingestelde waarde.

OPMERKING!

Deze doelwaarde kan bijvoorbeeld worden gebruikt om de temperatuur te verlagen.

  1. Selecteer [Functies] > [2]. [gevraagde Waarde]
  2. Gebruik de schuifregelaar (, ) om de functie in of uit te schakelen.